historie

We wonen nu gezellig op elkaar gestapeld in de pakhuizen, maarre... wat werd hier oorspronkelijk eigenlijk opgeslagen en hoe verliep de ontwikkeling in dit gebied?

Boeit het je niet zo allemaal? Dan is het tóch geinig om te weten dat de hele kade bestond uit douanepakhuizen, waarbij de waar van het buitenland aan de kadekant werd gelost (hèhè) en na akkoord van de douane aan de achterkant in treinwagons werd geladen voor vervoer naar de uiteindelijke bestemming. Er liep dus een spoorlijn achter de pakhuizen, langs het stationnetje verderop aan de Veelaan.

De geïnteresseerde lezer vindt hieronder een wat langere samenvatting van pakweg vier eeuwen.

 

Het stadsdeel Zeeburg ontleent zijn  naam aan de Zeeburgerdijk en het Zeeburgereiland. De Zeeburgerdijk is weer genoemd naar de vesting Seeburg die in de zeventiende eeuw bij de dijk stond. Deze dijk maakte deel uit van de oude dijk langs de Zuiderzee en verbond Amsterdam met Muiden. Voor de drooglegging van de Watergraafsmeer was dit de enige verbinding over land met Naarden. 

Het gebied raakte pas bebouwd vanaf het einde van de negentiende eeuw, toen de aanleg van het Oostelijk Havengebied en de bouw van de Indische Buurt begon. En dat zat zo:

In de loop van de negentiende eeuw groeit Amsterdam aan alle kanten uit zijn jasje. 'Amsterdam is vol', zeg maar. Niet alleen met inwoners, maar ook de havens worden te klein. Er komen meer schepen aan en deze worden steeds groter en steken dieper. De gebruikelijke route via de Zuiderzee is lang en inmiddels ook te omslachtig door de beperkte diepte. Dat vergt een rigoureuze oplossing en de regering in Den Haag en de gemeente Amsterdam zijn niet bang. Zij besluiten - huppetee - een nieuw kanaal te graven naar IJmuiden(het Noordzeekanaal), sluizen te bouwen die de toegang tot de Zuiderzee voortaan afsluiten (de Oranjesluizen) en de haven aan de oostkant van de stad uit te breiden met nieuwe eilanden in het IJ.  En daar komen wij in beeld.

 

De Entrepothaven was in het geheel een douanehaven en zeehaven. De diepte is enorm. Direct aan de kade is de diepte ongeveer 8 meter en in het midden 14 meter. De ingang van de haven kon vroeger op de kop afgesloten worden met een enorm schuifhek onder water ter hoogte van The Harbour Club.  In het midden van de haven zie je een nog een rest van de betonnen strekdam die de haven in de lengterichting afsloot.  

 

Veel en met name de grote goederenschepen varen nu dus naar de nieuwe haven door. De flinke hoeveelheid goederen via nu gebracht en verhandeld kunnen worden, hebben natuurlijk positieve invloed op de economie. Groei! Wel moeten de schepen nogal een eindje verder varen dan eerst. In de Entrepothaven worden ze uitgeladen, de goederen worden opgeslagen in de pakhuizen Zondag tot en met Zaterdag. Het gebied is ommuurd douaneterrein, waar je alleen naar binnen kan met een paspoort. Een stukje niemandsland in Amsterdam om een ingewikkelde administratie met in- en uitvoerrechten te voorkomen. De goederen worden daarna verder vervoerd per trein of via het Amsterdam-Rijnkanaal. Achter de pakhuizen liggen de veemarkt en het slachthuis. Ook die maken gebruikt van de rails die door het gebied lopen.

 

Behalve goederen komen er ook passagiers naar de oostelijke havens. De passagiersschepen meren af bij de Oostelijke Handelskade. De Koninklijke Hollandsche Lloyd (KHL) brengt duizenden passagiers uit heel Europa naar een nieuw bestaan in de Verenigde Staten. (De bijbehorende gebouwen van Lloyd staat er nog en er zit in één ervan een hotel/restaurant- een kijkje waard).

 

In de jaren zestig van de twintigste eeuw valt er niks meer te groeien. Vrachtwagens en vliegtuigen hebben het goederenvervoer grotendeels overgenomen. De havens worden in 1978 - huppetee - opnieuw verplaatst, nu naar de westkant van de stad. Dit is een veel logischer plek, omdat de schepen dan niet meer achter het Centraal Station langs hoeven. De muur rondom het douaneterrein wordt afgebroken, de veemarkt en het slachthuis vertrekken ook. Dus wat te doen met die lege pakhuizen? Nou, aan rigoureusheid en daadkracht immers geen gebrek: die gaan we gewoon slopen... opgeruimd staat netjes.

 

Gelukkig weet de in 1980 opgerichte Bewonersgroep Oostelijk Havengebied te voorkomen dat alle voormalige industriële panden tegen de grond gaan. Ze krijgen de gemeente mee (we moeten eigenlijk een gedenkplaatje aan de kade voor ze maken) en er wordt gekeken naar alternatieven. Eind van het liedje is dat de pakhuizen Zondag tot en met Zaterdag een woonbestemming  krijgen. In het voormalig pakhuis Willem II, dat aan het begin van de Zeeburgerkade staat, worden het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) en het Persmuseum ondergebracht.

 

Interieur van de pakhuizen 1989

 

In Pakhuis Zondag ontwerpt architect Pieter Weeda 60 woningen. De pakhuizen Maandag tot en met Zaterdag worden onderhanden genomen door architect Chris Smit. Hij vervangt de stalen galerijen aan de voorkant door driehoekige erkers met een balkon op de bovenste verdieping. De uitstekende balkons aan de zuidzijde zitten in de voormalige hijstorens. Hij maakt een atrium met glazen dak om licht te brengen en de voordeuren van de appartementen te plaatsen.

 

Elk pakhuis telt 55 woningen in vijf verschillende typen, maar alle met drie kamers. Oplevering van de pakhuizen gaat gefaseerd. Vrijdag en Zaterdag zijn in 1990 als laatste aan de beurt. Op 21 juni 1990 wordt de oplevering van de pakhuizen gevierd door alle bewoners van de Zeeburgerkade. Het zindert. Oostelijk Havengebied is begonnen. 

 

De pakhuizen staan nu in een van de meest gewilde gebieden van Amsterdam. Dat was een jaar of dertig  geleden wel anders. Het was duwen en trekken om mensen in het nog onbewoonde havengebied te krijgen. Er waren zelfs subsidies nodig om de eerste bewoners over de drempel te krijgen. Maar door het industriële verval heen kijkend was er ook het besef dat het bijzonder erfgoed was en dat behoud en ontwikkeling van een heel havengebied tot woonbestemming zou kunnen resulteren in iets nieuws voor Nederland met als start de pakhuizen aan de Zeeburgerkade.

 

Rustig wonen was er in het begin echter niet bij. Een paar jaar stampende heimachines om alle eilanden te bebouwen, vergde veel incasserings-vermogen van de eerste bewoners. Maar pioniers wisten: het wordt hier fantastisch. Het was een echte rafelrand en het trok tal van creatievelingen aan. De eerste pakhuisbewoners herinneren zich nog de opkomst van de eerste housefeesten in de betonnen loodsen aan de overkant. Of de stadsnomaden die op zomernachten geweldig gitaar speelden bij grote kampvuren. De hiphop-trance-dreunen uit de nouveau-richesloepjes die nu soms richting Harbour Club varen zijn daar niets bij.

 

Inmiddels is het een van de stilste gebieden. Met aan de ene kant een parkstrook (de Cruquiusweg) en aan de andere kant de oude Entrepothaven. Qua allure  is het Oostelijk Havengebied vergelijkbaar met de Docklands in Londen. Water trekt. En dat zal het altijd blijven doen.

 

Het zou prachtig zijn als we ervoor weten te zorgen dat dit bijzondere stukje erfgoed bijzonder blijft.